veerkracht.online

een online platform over de Joodse jeugdbeweging in het Nederland van kort na de Tweede Wereldoorlog

Evelyn Askolovitch-Sulzbach

Parijs, jeugdvriendin

 

Mariannes verhaal is dat van verschillende Mariannes. Ze was aardig, maar ook slim en geestig. Ze was zo verlegen toen ze jong was dat je goed moest schrapen om te ontdekken wat daaronder verborgen ging. Maar jonge mensen deden dat nooit.

Marianne en ik hadden veel gemeen. Allereerst het verlies van onze jeugd in de concentratiekampen. Na de oorlog spraken kinderen daar niet over. Dit gemeenschappelijke was daarom geen plus in onze eerste ontmoetingen. Onze ouders, en wij dus ook, gingen niet naar dezelfde synagoge. De familie Schwarz bezocht de Lekstraatsynagoge in Nieuw-Zuid. Wij gingen naar de Jacob Obrechtstraatsynagoge in Oud-Zuid. Er gaapte een wereld van verschil tussen deze beide synagoges ondanks dat er zo weinig Joden in Amsterdam waren overgebleven. Marianne en ik waren soms in hetzelfde Bne Akiwa-kamp of op bijeenkomsten, maar we gingen daar niet met elkaar om.

Midden jaren vijftig hebben we elkaar pas echt leren kennen toen we allebei aan de tolkenschool in Genève studeerden. Op een ochtend namen we vanuit Amsterdam de trein daarheen. We zaten in hetzelfde compartiment. Onze moeders hadden ons over de gevaren van alleen-zijn in Genève verteld. We ontdekten elkaar en waren zowel bevreesd als opgewonden over onze plotselinge vrijheid.

We ontmoetten in Genève ook Sefardische Joodse jongeren uit Tunesië, Egypte en Algerije. Die leerden daar op een Joodse technische school van ORT. Marianne en ik wisten niet dat er nog andere Joden waren dan de Europese. Sefardische Joden waren voor ons degenen die in Amsterdam de Portugese synagoge bezochten.

In 1956 vielen de tanks van de Sovjet-Unie Hongarije binnen. Samen met niet-Joodse studenten verdienden we als schoonmaaksters geld voor de Hongaarse studenten en vluchtelingen.

Onze ouders schreven ons dat er misschien een nieuwe grote oorlog zou komen, en dat het dus wellicht beter was om terug te komen naar Amsterdam. Ze vroegen ons pasfoto’s te sturen voor een eventueel vertrek naar de Verenigde Staten. Wij kochten geen kranten. We waren dus niet erg goed geïnformeerd over wat er in de wereld gebeurde. We begrepen niet waar al die opwinding om was.

In die tijd vond ook Israëls Suezoorlog plaats. Wij waren echter meer gefocust op Hongarije. Toen de beide oorlogen eindigden ging ons leven in Genève weer gewoon door. Ondanks onze slechte beheersing van het Frans probeerden we de lessen te volgen van onze beroemde professor Guggenheim.

Met Pesach gingen we met de trein naar huis. We namen niet de kortste route door Duitsland, die elf uur duurde. We reisden door Frankrijk, Luxemburg en België. Dat duurde veertien uur. Nooit weer zouden we door Duitsland reizen. Wij waren daar immers al geweest. Het was de eerste keer dat wij ons gedeelde verleden vermeldden: Bergen-Belsen.

Ons gemeenschappelijke leven eindigde toen ik naar Parijs verhuisde om te trouwen, terwijl Marianne terugkeerde naar Genève. We correspondeerden echter geregeld. Terug in Amsterdam schreef ze me wat daar in de Joodse gemeenschap voorviel. Ik zal nooit vergeten hoe ze de drashot (preken) van de rabbijn van de Lekstraatsynagoge in het Nederlands vertaalde, een taal die hij niet kende. Marianne schreef de tekst fonetisch op zodat de rabbijn die in het Nederlands kon voorlezen. Ze beschreef op een onweerstaanbare manier zijn uitspraak.

Marianne schreef me dat ze met Manfred ging trouwen. Helaas bleek, toen ze van de huwelijksreis terugkwamen, dat haar moeder zwaar ziek was. Ze stierf kort daarna. In 1964 vertelde Marianne me dat Manfred en zij in Parijs zouden komen wonen omdat Manfred daar werk had gevonden bij een financieel studiebureau. Manfred was ook in 1963 voorzitter van de Wereldunie van Joodse studenten geworden. Ze betrokken een appartement niet ver van ons. Ik werkte halve dagen als secretaresse en kon me heel goed voorstellen dat Marianne erg eenzaam was. We probeerden elkaar zo veel mogelijk te zien. Ik had toen al mijn zoon Claude.

Marianne werd zwanger en opnieuw was er groot verdriet. Ze ging naar Amsterdam waar haar vader zeer ziek bleek te zijn. Hij stierf kort daarna. Na de sjivve (rouwweek) kwam ze terug. Ze zei niets. Haar eerstgeboren zoon Danni arriveerde op 1 januari 1966. Marianne was gelukkig maar tegelijkertijd bedroefd over de dood van haar vader. Claude speelde met Danni in het park en bij Marianne thuis. Hij had veel geduld met Danni.

Toen ik zwanger was van mijn dochter stierf mijn schoonvader. Marianne kwam na de begrafenis het traditionele ei voor de rouwenden brengen. Ze stond altijd klaar om te helpen. Alon werd op 1 november 1967 geboren. Daarna ging het leven verder zonder veel problemen. We gingen samen naar de parkjes waar de kinderen speelden. Manfred en Marianne maakten na de Zesdaagse Oorlog plannen om over niet al te lange tijd op Alijah te gaan.

In 1968 brak in Frankrijk de meirevolutie uit. Alles staakte in Parijs. Marianne ging naar Amsterdam om voor de Alijah te pakken. De Gerstenfelds vertrokken naar Jeruzalem. Marianne en ik correspondeerden weer.

Toen ik in Israël was op een Jom Hasjoa voelde ik dat Marianne de enige was met wie ik op die dag samen kon zijn. Ze was een vrijwilliger op Yad Vashem en wilde dat ik met haar meeging. Ik voelde echter dat ik me niet met mijn verleden kon confronteren.

De laatste keer dat ik Marianne zag was twee weken voor haar dood. We praatten over van alles. Mijn man was net gestorven. Plotseling zei ze: ‘We zijn allebei in de kampen geweest. Het was niet de bedoeling dat we het zouden overleven. Iedere dag die we sindsdien geleefd hebben is een bonus, nietwaar?’ Ik kon het alleen maar beamen.

Voor ik wegging vroeg ik haar voor een keer haar eigen welzijn als hoogste prioriteit te zien. Dat had ze nog nooit gedaan. Ze antwoordde dat de morfine haar bewustzijn verdoofde. Ik zei tegen haar dat ze alles moest accepteren wat haar lijden verminderde. Ze was een uitzonderlijk persoon, een mensch, een fantastische vrouw. Ik mis haar.

 

Foto Obrechtsjoel, gezien vanaf de vrouwengalerij: Jigal Krant